• on·der·daan
  • In de betekenis van ‘onderworpene’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
  • Vanaf ónderdaen (onderworpen) of ónderdoen (onderwerpen) [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord onderdaan onderdanen
verkleinwoord onderdaantje onderdaantjes

de onderdaanm

  1. iemand die behoort tot een bepaald land, meestal een koninkrijk
    • Is de koning ook een onderdaan? 
     Mirren bedankte de koningin "uit naam van al uw trouwe onderdanen" en sprak bewondering uit voor haar "onwankelbare hoop, ondersteuning en leiderschap" in de afgelopen zeventig jaar. "We prijzen en bewonderen de manier waarop u vaardig en waardig staatszaken verricht."[3]
98 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[4]