onbetrouwbaarheid
- on·be·trouw·baar·heid
- afleiding van onbetrouwbaar met het achtervoegsel -heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onbetrouwbaarheid | onbetrouwbaarheden |
verkleinwoord |
de onbetrouwbaarheid v
- het niet te vertrouwen zijn van iets of iemand
- ▸ Een van de advocaten schreed majestueus naar de microfoonstandaard voor de verdediging en begon een lange klaagzang over de wetenschappelijke incompetentie, bewezen partijdigheid en daarmee wraakbaarheid, twijfelachtige onderzoeksethiek en algemene onbetrouwbaarheid van de getuige.[1]
1.
- Het woord onbetrouwbaarheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535