onbestemd
- on·be·stemd
- Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘onbepaald, vaag’ voor het eerst aangetroffen in 1766 [1]
- antoniem van bestemd met het voorvoegsel on- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onbestemd | onbestemder | onbestemdst |
verbogen | onbestemde | onbestemdere | onbestemdste |
partitief | onbestemds | onbestemders | - |
onbestemd
- onduidelijk, verward, dreigend, vaag
- De man had onbestemde angstgevoelens toen hij de deur van zijn huis zag openstaan.
1.
- Het woord onbestemd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onbestemd" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "onbestemd" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ onbestemd op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be