• on·be·schermd
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onbeschermd onbeschermder onbeschermdst
verbogen onbeschermde onbeschermdere onbeschermdste
partitief onbeschermds onbeschermders -

onbeschermd

  1. zonder beschutting of beveiliging
    1. zonder dat de huid door kleding of smeersel tegen zonnebrand beschermd is
       En dus zal je in de auto onderweg naar de camping de hitte moeten trotseren. De ANWB heeft heel wat hittetips voor in de auto. Woordvoerder Annelies Tichelaar: "Wij zeggen altijd: 'Zorg voor een paraplu in de kofferbak'. Dat klinkt misschien gek, maar wat als je met pech staat op een droge zandweg? Dan sta je onbeschermd in de brandende zon en kan een paraplu voor bescherming zorgen."[2]
    2. (medisch) zonder vaccinatie
    3. (bij seks) zonder condoom
    4. (bouwkunde) (van hout) niet geschilderd of op een andere manier tegen het weer bestand gemaakt
  • onbeschermd blijven
geen bescherming tegen verwacht gevaar krijgen
  • onbeschermd laten
geen bescherming tegen verwacht gevaar bieden
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Hittegolf in Zuid-Europa: zo houd je je hoofd koel op (weg naar) de camping” (13 juli 2022), NU.nl
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be