omzetter
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·zet·ter
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van omzetten met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | omzetter | omzetters |
verkleinwoord | omzettertje | omzettertjes |
Zelfstandig naamwoord
omzetter [1]
- (natuurkunde) apparaat (eenheid) die een omzetting (conversie) veroorzaakt van de ene fysische grootheid in de andere
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord 'omzetter' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "omzetter" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be