[1] de huid van een olifant
  • oli·fants·huid
enkelvoud meervoud
naamwoord olifantshuid olifantshuiden
verkleinwoord

de olifantshuidv / m

  1. (zoötomie) huid van een olifant
  2. (figuurlijk) eigenschap dat je veel kan verdragen en je weinig aantrekt van kritiek en beledigingen
    • Je neerleggen bij een seksistische benadering, dat is wat de vrouwen tijdens een trainingskamp vlak voor hun uitzending naar de gevangenis op Cuba leren. Altijd tegen jezelf zeggen: deze mensen zijn zo anders dan ik. ‘Je moet een olifantshuid hebben om hier te werken’, zegt Ally. [2] 
    • Op televisie liet hij zich onlangs ontvallen dat hij weliswaar veel kan hebben, maar geen olifantshuid heeft. De boodschap was duidelijk: 'Als u doorgaat met treiteren, prima, maar dan ben ik vertrokken.' [3] 
87 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 12 APRIL 2014 Maartje van Hoek
  3. Volkskrant Hein Janssen 5 december 2016
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be