• ol·fac·to·risch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen olfactorisch olfactorischer
verbogen olfactorische olfactorischere
partitief olfactorisch olfactorischers -

olfactorisch

  1. betrekking hebbend op het reukzintuig
     In de loop van de jaren negentig verschenen er in vakbladen echter hoopvolle berichten over de zogenaamde olfactorische gliacellen, die er tijdens de embryonale ontwikkeling voor zorgen dat onze reukzenuw tot in de hersenen kan groeien.[2]
     Het is opmerkelijk hoe ingrijpend de gevestigde opvatting over de geur van rookwaren is veranderd. Binnen dertig jaar sloeg die om van een neutrale, min of meer vanzelfsprekende olfactorische begeleiding van het dagelijkse leven naar een walging opwekkende stankbron.[3]
36 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[4]
  1. olfactorisch op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron “De chinese wonderdokter Huang Hongyung” (20/10/2010), HP de Tijd
  3.   Weblink bron
    Geschreven door:Beatrijs Ritsema
    “De stank van vroeger” (24/08/2011), HP de Tijd
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be