o 1. rand als versiering met een doorsnee die half hol en half bol is
o 2. versiering op geschut in de vorm van een band die half hol en half bol is
v 1. houtschaaf om randen te schaven die half hol en half bol zijn


  • ojief
enkelvoud meervoud
naamwoord ojief ojieven
verkleinwoord - -

het ojiefo

  1. (bouwkunde) rand als versiering met een doorsnee die half hol en half bol is
  2. (militair) versiering op geschut in de vorm van een band die half hol en half bol is
  3. minder oorspronkelijke vorm van ogief: kruisboog van een gewelf, spitsboog of kromme met een vergelijkbare gebogen vorm

ojief v

  1. (gereedschap) houtschaaf om randen te schaven die half hol en half bol zijn, met een mes dat daarom ook een scherpe rand in de vorm van een ojief heeft
4 % van de Nederlanders;
6 % van de Vlamingen.[3]