ojief
- ojief
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ojief | ojieven |
verkleinwoord | - | - |
het ojief o
- (bouwkunde) rand als versiering met een doorsnee die half hol en half bol is
- (militair) versiering op geschut in de vorm van een band die half hol en half bol is
- minder oorspronkelijke vorm van ogief: kruisboog van een gewelf, spitsboog of kromme met een vergelijkbare gebogen vorm
- [1] cimaas
- [1] klokojief of recht ojief
- [1] hielojief, talon, omgekeerd ojief, verkeerd ojief
- [1] klokojief
- [1] hielojief
- [1] omgekeerd ojief
- [1],[3] ojiefsgewijze
- [1],[3] ojiefvorm
- [1] recht ojief
- [1] verkeerd ojief
ojief v
- (gereedschap) houtschaaf om randen te schaven die half hol en half bol zijn, met een mes dat daarom ook een scherpe rand in de vorm van een ojief heeft
- Het woord ojief staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ojief" herkend door:
4 % | van de Nederlanders; |
6 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ojief op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be