notenhout
- no·ten·hout
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | notenhout | |
verkleinwoord |
het notenhout o
- hout van de notenboom
- Bij de advocaten worden we begroet met sculpturale objecten van Joris Laarman: tangramachtig, notenhout. Je kunt erop rusten of, als je functie receptionist is, tegenaan leunen.[2]
- Wie Nooij steunt voor een donatie vanaf 180 euro krijgt van hem een eigen gemaakt kistje van ebben- of notenhout of esdoorn om bijvoorbeeld sieraden in op te bergen.[3]
- Het woord notenhout staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "notenhout" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Het Parool JAAP HUISMAN 21 SEPTEMBER 2016 Nieuwe kantoren op de Zuidas: eenmaal binnen zijn de verschillen groot
- ↑ de Telegraaf 30 jan. 2018 Sander Nooij: daar komt de schutter
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be