Nederlands

 
[1] notenboom
 
[2] houtsnijwerk van eik en notelaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • no·te·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord notelaar notelaars
notelaren
verkleinwoord notelaartje notelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de notelaarm

  1. Juglans regia   notenboom
    • ‘Het was inderdaad schrikken toen ik hier begin maart toekwam en merkte dat mijn appelboom en notelaar plots tot tegen de grond waren afgezaagd. De notenboom was amper een meter hoog. De werkmannen hebben ook alles meegenomen, zelfs het vogelhuisje dat aan de boom hing. Daar ben ik nu nog kwaad om’, zegt een van de huurders.[2] 
    • Er stonden drie oude, hoogstammige bomen op: een beuk vooraan, een notelaar in het midden en een eik achteraan, die ze in het ontwerp wilden behouden.[3] 
  2. het hout van een notenboom
    • ‘De nieuwe tendens ligt volledig in de Italiaanse stijl, dat kan hun eerherstel betekenen.’ Minotti, Molteni, Giorgetti, Poliform en Flexform: allemaal staan ze mijlenver af van lampjes gemaakt uit bokalen en kastjes uit wijnkratten. Hun specialiteiten hebben eindelijk de tijdgeest mee: grote sofa’s in luxueus fluweel, whiskykasten in notelaar, make-up tafels met marmeren blad, paravents met koperen details. De luxe zit ‘m net zo goed in vormen als in de materialen.[4] 
Vertalingen

Gangbaarheid

25 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard ZATERDAG 5 MEI 2018 Onaangekondigd bomen kappen in volkstuintjes
  3. de Standaard ZATERDAG 14 OKTOBER 2017 Pantheon in de Westhoek
  4. de Standaard ZATERDAG 25 MAART 2017 BLING IS WEER OKÉ
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be