nijverig
- nij·ve·rig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | nijverig | nijveriger | nijverigst |
verbogen | nijverige | nijverigere | nijverigste |
partitief | nijverigs | nijverigers | - |
nijverig [1]
- hard werkend
- In nijverig Rijssen is zelfs de oppositie tevreden: Kerken en bouwbedrijven kenmerken Rijssen. Geloof en nijverheid gaan hand in hand. Menig Rijssenaar is tevreden. Maar het huwelijk met buurdorp Holten blijft schuren. [2]
- Het woord nijverig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nijverig" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
78 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad Coen Hermenet en Geerten Moerkerken 04-12-2018 In nijverig Rijssen is zelfs de oppositie tevreden
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be