Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nieuws·ja·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord nieuwsjager nieuwsjagers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de nieuwsjagerm

  1. een wel heel erg fanatieke journalist
    • Mist Boulevard een nieuwsjager? Ongetwijfeld weten Beau en Luuk ook zonder kookwekker wanneer de pasta beetgaar is, maar hebben zij ook de ijzeren wil om bekende Nederlanders telefonisch het mes op de keel te zetten en de naam van een nieuwe geliefde, baby of ernstige ziekte te ontfutselen? [1] 
    • Recent hield 112-fotograaf en nieuwsjager Jack Huygens (49) uit Hengelo het hoofd koel bij een brand in Hengelo. Zo dicht op het nieuws zat hij ook bij de vuurwerkramp. "We hadden destijds de keuze al gemaakt er een einde aan te maken." [2] 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen