nestig

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  nestig    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• nes·tig

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van nest met het achtervoegsel -ig

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	nestig	nestiger	nestigst
verbogen	nestige	nestigere	nestigste
partitief	nestigs	nestigers	-

Bijvoeglijk naamwoord

nestig

1. met betrekking tot meisjes: nuffig, nesterig, bits, humeurig
2. klein, nietig, onbeduidend
3. vuil

Gangbaarheid

• Het woord nestig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nestig" herkend door:

35 %	van de Nederlanders;
52 %	van de Vlamingen.