necrofiel
- ne·cro·fiel
- In de betekenis van ‘seksuele begeerte naar lijken hebbend’ voor het eerst aangetroffen in 1984 [1]
- met het voorvoegsel necro- en met het achtervoegsel -fiel [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | necrofiel | necrofielen |
verkleinwoord | - | - |
- (seksualiteit) iemand met een seksuele voorkeur voor lijken of stervenden
- de necrofielen brachten hun vakantie door in een necropolis
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | necrofiel | necrofieler | necrofielst |
verbogen | necrofiele | necrofielere | necrofielste |
partitief | necrofiels | necrofielers | - |
necrofiel
- een perverse liefde of seksuele begeerte voor lijken of stervenden bezittend [4]
- Het woord necrofiel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "necrofiel" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "necrofiel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ necrofiel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be