Nederlands

 
naaldhout
Uitspraak
Woordafbreking
  • naald·hout
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord naaldhout
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

naaldhout o [1]

  1. hout dat afkomstig is van naaldbomen
    • Naaldhout is minder duurzaam dan tropisch hardhout. 
    • Ook elders zijn bewuste keuzes gemaakt. Het schrijnwerk is van accoyahout: naaldhout dat duurzamer gemaakt is met een zuur. De vloeren in de leefruimtes zijn bekleed met bamboe.[2] 
    • Om te voorkomen dat Tenhagens boodschap klinkt als 'WC Eend adviseert WC Eend', zit ook buurtbewoonster Anne Leeflang aan tafel. Zij heeft zich als adviseur natuur, zingeving en sociale verandering in het verleden verdiept in klimaatverandering. En stookt ook hout. "Naaldhout van eigen aanplant is het beste, als je biomassa als brandstof wilt toepassen. Naaldbomen nemen fijnstof op. Lokaal geproduceerd hout is betere brandstof dan pellets die de halve wereld over worden vervoerd. Dat is niet groen meer, maar grijs..." Leeflang onderstreept Tenhagens verhaal. "Een goed functionerende kachel is goed te regelen zonder de verbranding te beinvloeden." [3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 04/03/2017 door Eline Maeyens, foto’s Lisa Van Damme en Cedric Verhelst
  3. Tubantia 19-01-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be