naaldhak
  • naald·hak
enkelvoud meervoud
naamwoord naaldhak naaldhakken
verkleinwoord naaldhakje naaldhakjes

de naaldhakv / m

  1. (schoeisel) damesschoen met een smalle, hoge hak van minimaal 7 centimeter hoogte
    • Beeld je een kunstdocente in die een jaar met pensioen is: ze had altijd al een trefzekere stijl, maar slooft er zich steeds minder voor uit. Ze weet niet alleen welke kleuren haar staan, ze weet ook dat het al bij al weinig zin heeft om door de stad te strompelen op naaldhakken, of om spannende broeken te dragen die constant drukken op haar blaas. Ze kleedt zich alsof ze altijd aan zee is: makkelijke schoenen, losgeknoopte bloezen met een T-shirt eronder en juwelen die doen denken aan toeristenmarktjes, maar die haar beeldig staan. [2] 
    • De presidentsvrouw, gekleed in het donkerblauw en op naaldhakken, had voor de kinderen allerlei boekjes van Dr. Seuss meegenomen om uit te delen. De Amerikaanse schrijver, die in 1991 overleed, was 'een van haar favorieten', zo vertelde ze. Het is onwaarschijnlijk dat Melania zelf als kind in aanraking is gekomen met de boekjes; ze groeide op in Slovenië en voor zover bekend zijn de boeken van Dr. Seuss pas in de jaren '00 in het Sloveens vertaald. Waarschijnlijk heeft ze de boekjes wel voorgelezen aan haar zoontje Barron (10) . [3] 
98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard ZATERDAG 5 AUGUSTUS 2017
  3. Tubantia Bonne Kerstens 03-03-2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be