• mys·ti·cus
  • afgeleid van het Latijn of op te vatten als afleiding van mystiek met het achtervoegsel -icus[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mysticus mystici
verkleinwoord - -

de mysticusm

  1. (religie) beoefenaar van de mystiek
92 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[2]