• mu·so·fo·bie
enkelvoud meervoud
naamwoord musofobie -
verkleinwoord - -

de musofobiev

  1. (psychologie) (neologisme) ziekelijke angst voor muizen en ratten
    • Hij heeft niet alleen last van arachnofobie (angst voor spinnen), hij lijdt – onder heel veel meer – ook aan clinofobie (bang om naar bed te gaan), aichmofobie (bang voor messen), ablutofobie (bang om in bad te gaan) en chronomentrofobie (angst voor klokken), maar gelukkig weer niet aan musofobie (angst voor muizen). [1]