Een muskellunge.
  • mus·kel·lun·ge
enkelvoud meervoud
naamwoord muskellunge muskellungen
verkleinwoord muskellungetje muskellungetjes

de muskellungev / m

  1. (straalvinnigen) bepaald soort roofvis, Esox masquinongy  , het grootste lid van de snoekenfamilie


  • mus·kel·lun·ge
  • Afkomstig van het woord "maashkinoozhe" (= lelijke snoek of grote vis) uit de taal van de Ojibweg
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   muskellunge     m: muskellungen
v: muskellunga  
  muskellunger     muskellungene  
genitief   muskellunges     m: muskellungens
v: muskellungas  
  muskellungers     muskellungenes  

muskellunge, m / v

  1. (straalvinnigen) muskellunge, Esox masquinongy