• mot·te
enkelvoud meervoud
naamwoord motte mottes
verkleinwoord - -

de mottev / m

  1. kunstmatig aangelegde aarden heuvel (waarop een kasteel werd gebouwd)
  • mote (verouderde uitspraakvariant)
vervoeging van
motten

motte

  1. enkelvoud verleden tijd van motten
    • Ik motte. 
    • Jij motte. 
    • Hij, zij, het motte. 
  2. aanvoegende wijs van motten
26 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


motte v

  1. kluit
  2. (spreektaal) venusheuvel [1]