motorsport
  • mo·tor·sport
enkelvoud meervoud
naamwoord motorsport motorsporten
verkleinwoord

de motorsportv / m

  1. iedere tak van sport die bedreven wordt op een twee- of driewielig voertuig dat door een motor wordt aangedreven
    • “John was een liefhebbende man, vader, broer en vriend. Hij was ook een van de echte groten van de motorsport en werkte tot voor kort nog onvermoeibaar voor The Henry Surtees Foundation en het Buckmore Park Kart Circuit.” [2] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Arjan Meesterburrie 10 maart 2017