• (IPA in voorbereiding)
  • mo·ro·tai·le·der·kop
enkelvoud meervoud
naamwoord morotailederkop morotailederkoppen
verkleinwoord morotailederkopje morotailederkopjes

de morotailederkopm

  1. (zangvogels) Philemon fuscicapillus   een zangvogel uit de familie van de honingeters. Deze soort behoort tot een groep van nauw verwante soorten lederkoppen op eilanden in het oosten van de Indische Archipel zoals de manuslederkop (P. albitorques), ceramlederkop (P. subcorniculatus), burulederkop (P. moluccensis), tanimbarlederkop (P. plumigenis), Timorese helmlederkop (P. buceroides), bismarcklederkop (P. cockerelli) en Eichhorns lederkop (P. eichhorni)