(klemtoonhomogram)

  • mis·prij·zen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
misprijzen
misprees
misprezen
klasse 1 volledig

mispríj́zen

  1. overgankelijk spot of afkeuring over iemand of iets uitspreken
    • Geëngageerde kunst wordt vaak misprezen. 
     Ter aanvulling wijst hij op de ouderdom van het dansen (zolang als er al mensen zijn, vs. 51), op de hemelse herkomst (de dans van de sterren aan het firmament (vs. 52-54), alsmede op verdere eerbiedwaardige voorbeelden van positief gebruik. Waarom zou men het dansen nu dan misprijzen (vs. 60)?[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord misprijzen -
verkleinwoord - -

het mispríj́zeno

  1. spottende afkeuring
     Zijn boertige houding riep aanvankelijk weerstand op bij het koningshuis en ook elders in België zag men soms met misprijzen dat de premier toch niet het toonbeeld van een heer van stand was.[2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
misprijzen
prijsde mis
misgeprijsd
zwak -d volledig

mísprijzen

  1. overgankelijk voorzien van een verkeerd verkoopbedrag
     Op het meldpunt ‘misprijzen’ kreeg de Consumentenbond meldingen van mensen die ineens €6,05 moesten bijbetalen voor hun smartphone.[3]
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1.   Weblink bron “Brabbeling” (2013; origineel: 1614), Sp. 2.18 op dbnl.org  
  2.   Weblink bron “Compromis was handelsmerk Dehaene” (15 mei 2014) op nu.nl  
  3.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Thuiskopieheffing vaak te laat in beeld” (29 oktober 2013) op consumentenbond.nl
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be