• mis·noe·gen
enkelvoud meervoud
naamwoord misnoegen misnoegens
verkleinwoord - -

het misnoegeno

  1. een gevoel van onvrede en onbehagen, gewoonlijk veroorzaakt door iemands optreden
    • Zijn opmerking lokte het misnoegen van zijn baas uit. 
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
misnoegen
misnoegde
misnoegd
zwak -d volledig

misnoegen

  1. overgankelijk een gevoel van onvrede en onbehagen bij iemand veroorzaken
    • Zijn opmerking misnoegde zijn baas vreselijk. 
72 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be