Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mis·noeg·de

Bijvoeglijk naamwoord

misnoegde

  1. verbogen vorm van de stellende trap van misnoegd

Werkwoord

vervoeging van
misnoegen

misnoegde

  1. enkelvoud verleden tijd van misnoegen
    • Ik misnoegde. 
    • Jij misnoegde. 
    • Hij, zij, het misnoegde. 
  2. verbogen vorm van misnoegd, voltooid deelwoord van misnoegen