• min·groei
  • samenstelling van  min zn "negatieve waarde"  en  groei zn "toename" , in de betekenis "krimp", geschreven met een koppelteken aangetroffen vanaf 1978 en zonder koppelteken vanaf 1980 (zie vindplaatsen hieronder) [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mingroei -
verkleinwoord - -

de mingroeim

  1. (economie) (eufemisme) vermindering van de productie
     Het zou dan ook de eerste staking zijn, die uiteindelijk niet de mingroei in de economie bevorderde, maar wellicht zou kunnen leiden tot het waarmaken van Den Uyl's wensdroom: een bescheiden groei, zo niet in 1980, dan toch misschien in 1981.[3]
     Het „Zaïrese kwaad” werd dit najaar door Moboetoe zelf in de zwartste kleuren afgeschilderd: de economische min-groei bedraagt 5 procent per jaar, de inflatie 60 procent, de kortetermijnschulden aan het buitenland bijna drie miljard gulden.[4]
  1.   Weblink bron
    Riemer Reinsma
    Nieuwkomers : Negatieve groei in: Onze Taal., jrg. 53 nr. 9 (november 1984), Genootschap Onze Taal, De Lier, p. 158
  2.   Weblink bron
    Raymond Noë
    InZicht : Leeswoordenboeken in: Onze Taal., jrg. 77 nr. 11 (november 2008), Genootschap Onze Taal, Den Haag, p. 328
  3.   Weblink bron Kater in het weekeinde in: Nieuwsblad van het Noorden  , jrg. 93 nr. 71 (24 maart 1980), Nieuwenhuis, Groningen, p. 4 kol. 6
  4.   Weblink bron Rijkste land van Afrika dreigt naar de knoppen te gaan : Zaïre is volkomen ontwricht in: Nieuwsblad van het Noorden  , jrg. 91 nr. 49 (27 februari 1978), Nieuwenhuis, Groningen, p. 4 kol. 3