• mijn·gas
enkelvoud meervoud
naamwoord mijngas mijngassen
verkleinwoord

het mijngaso

  1. brandbaar, giftig, reukloos gas dat in steenkoolmijnen voor kan komen, vooral bestaande uit methaan (CH4)
    • Mateloos verwend door alle mijnwerkers kroop de kleine door de mijn. Zij noemden hem naar hun favoriete dier, de kanariepiet, die hen waarschuwde bij een teveel aan mijngas. Vies werd het jongetje wél en daarom noemden zij hem al gauw 'zwarte pietje'. [2] 
    • Vroeger namen kompels kanaries mee naar beneden om hen te waarschuwen voor het gevaar van mijngas. Als in de mijn giftige stoffen aanwezig waren, legde de zangvogel als eerste het loodje. Mogelijk komt hier ook de uitdrukking van-je-stokje-gaan vandaan, maar dat terzijde. [3] 
80 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]