• met·ter·tijd
  • Eigenlijk de vaste woordgroep met der tijd (waarin der een versteende datief vrouwelijk enkelvoud is). Gelijkaardige constructies komen voor in de meeste Europese talen.

mettertijd

  1. na verloop van (een zekere) tijd
    • Hij was een goede leerling, maar mettertijd nam het leven een andere wending voor hem. 
91 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be