gaandeweg
- gaan·de·weg
- In de betekenis van ‘bijwoord van tijd: van lieverlede’ voor het eerst aangetroffen in 1799 [1]
- afgeleid van gaande met het achtervoegsel -weg
gaandeweg
- geleidelijk aan, bijna ongemerkt
- ▸ Meteen na de start, meldde ze zich vooraan, pal achter Can, en pal voor Grøvdal en de Zwitserse Fabienne Schlumpf. Maar gaandeweg begon ze van vermoeidheid te trekkebekken en kort daarop groeide het gat met de koplopers, Can, Schlumpf en uiteindelijk ook de Noorse.[2]
1. geleidelijk aan, bijna ongemerkt
- Het woord gaandeweg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gaandeweg" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "gaandeweg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“Te grote ambitie kost Krumins een medaille bij EK cross” (9 december 2018), de Volkskrant
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
gaandeweg