• met·te
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord metta
vervoeging
onbepaalde wijs mette
tegenwoordige tijd metter
verleden tijd metta
mettet
voltooid
deelwoord
metta
mettet
onvoltooid
deelwoord
mettende
lijdende vorm mettes
gebiedende wijs mett
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

mette

  1. overgankelijk verzadigen
  2. overgankelijk onderhouden
  3. overgankelijk, (figuurlijk) bedienen, tevredenstellen, verzorgen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mette     m: metten
v: metta  
  metter     mettene  
genitief   mettes     m: mettens
v: mettas  
  metters     mettenes  

mette, m / v

  1. verzadigheid, verzadiging, voldoening



  • met·te
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord metta
vervoeging
onbepaalde wijs mette
metta
tegenwoordige tijd mettar
verleden tijd metta
voltooid
deelwoord
metta
onvoltooid
deelwoord
mettande
lijdende vorm mettas
gebiedende wijs mett
metta
mette
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

mette

  1. overgankelijk verzadigen
  2. overgankelijk onderhouden
  3. overgankelijk, (figuurlijk) bedienen, tevredenstellen, verzorgen

mette

  1. gebiedende wijs van metta

mette

  1. gebiedende wijs van mette
m enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mette     metten     mettar     mettane  
v enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   mette     metta     metter     mettene  

mette, m / v

  1. verzadigheid, verzadiging, voldoening