merktrouw

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  merktrouw    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• merk·trouw

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  merk zn  en  trouw bn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	merktrouw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de merktrouw m

1. het verschijnsel dat mensen vaak producten van hetzelfde merk blijven kopen

   • De markt voor consumentenartikelen maakt momenteel een grote verandering door. Het fenomeen merktrouw is aan het verdwijnen, en daardoor wordt het voor met name obligatiebeleggers belangrijk om meer op het koopgedrag van consumenten te gaan letten.  

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	merktrouw	merktrouwer	merktrouwst
verbogen	merktrouwe	merktrouwere	merktrouwste
partitief	merktrouws	merktrouwers	-

Bijvoeglijk naamwoord

merktrouw

1. blijvend producten van hetzelfde merk blijven kopen

   • Criminelen zijn merktrouw: als ze zich goed voelen bij een bepaalde automaat die door één bank veel wordt gebruikt, gaan ze daarmee door. Of ze merken dat er een nieuwe hindernis is, maar dat één bank die nog niet heeft ingevoerd. Zo houden de criminelen ons in de gaten, en wij hen. Het is een kat-en-muisspel."  
   • Gaan mensen nu massaal Ola boycotten? Van der Staak verwacht het niet: ,,We merken dat mensen toch vaak merktrouw zijn. Er zijn natuurlijk altijd mensen die zweren bij hun eigen ijsjes. Toch zullen sommigen er nu best over denken om eens een huismerkijsje te proberen. Het is het proberen waard."  

Gangbaarheid

• Het woord merktrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "merktrouw" herkend door:

87 %	van de Nederlanders;
78 %	van de Vlamingen.