• me·lo·dra·ma
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘toneelspel met muziek’ voor het eerst aangetroffen in 1855 [1]
  • samenstelling van het Griekse: 'μέλος' (zang of muziek) en drama
enkelvoud meervoud
naamwoord melodrama melodrama's
verkleinwoord melodramaatje melodramaatjes

het melodramao

  1. (kunst) een toneelvorm begeleid door muziek, gewoonlijk met een goede afloop
  2. een overdreven op het gevoel gemikt optreden
    • Kom maar op met dat melodrama, neem ons op sleeptouw met die onsterfelijke liefde en trek een traan of twee, indien u de gevoelige snaar weet te vinden. Niets van dat alles: Lively weigert over de brug te komen, baardman Huisman blijft met grijns en opgetrokken wenkbrauwen hunkeren en regisseur Lee Toland Krieger verplaatst zijn zetstukken van de ene sfeervolle vitrinekast naar de andere stemmige etalage. De glazen plaat blijft keurig zitten, een gebalsemde film lang. [2] 
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]