melder
- mel·der
- Naamwoord van handeling van melden met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | melder | melders |
verkleinwoord | - | - |
de melder m
- iemand die iets meldt
- alarminstallatie
- mannelijke vorm van meldster
1.
- Het woord melder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "melder" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
81 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- mel·der
Naar frequentie | 2586 |
---|
melder
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van meldbe
- melder fra
- melder ind
- melder pas
- melder sig
- melder til
- melder tilbage
- melder ud
- mel·der
Naar frequentie | 3192 |
---|
melder
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van melde
- melder fra
- melder fra om
- melder om
- melder opp til
- melder på
- melder seg
- melder til
- mel·der
melder
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van melda
melder
- tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van melde
- melder frå
- melder frå om
- melder om
- melder opp til
- melder på
- melder seg
- melder til