• meld·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord meldster meldsters
verkleinwoord

de meldsterv

  1. vrouw die een melding doet (van een 'misstand' bij iets of iemand die de misstand kan verhelpen)
    • Opvallend is dat het bedrijf de aangifte wil intrekken omdat de meldster de indruk krijgt dat haar melding gaat leiden tot het van de weg halen van de Stint. De inspecteur vermoedt dat ze mogelijk contact heeft gehad met de fabrikant. De fabrikant bleef volhouden geen terugroepactie te willen doen en de Stints niet te willen stilzetten. [1] 
    • De agenten hoorden een mannenstem uit een van de kamers komen, bij het opengooien van de deur troffen ze twee verschrikte gezichten aan in bed. De huisgenote van de meldster was vergeten te zeggen dat er een jongeman op visite kwam... [2] 
    • De mannen gingen daarna een bedrijfspand binnen. Daar hielden agenten twee verdachten aan met getrokken vuurwapen. Een derde verdachte, een 41-jarige man uit Monster, moest naar het ziekenhuis. Hij was geslagen door een vriend van de meldster van het incident en was daarbij bewusteloos geraakt. Deze vriend is nog niet aangehouden. De politie doet verder onderzoek. [3] 
88 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[4]