• meer·ge·zins·huis
enkelvoud meervoud
naamwoord meergezinshuis meergezinshuizen
verkleinwoord

meergezinshuis [1]

  1. woning voor meer dan een gezin
     Hun jaren in dat vervallen meergezinshuis in de Sovjetskajastraat zijn de mooiste uit hun leven.[2]
     In Noord–Italië zorgde regen voor overstromingen. Een 70–jarige man wordt vermist na instorting van een meergezinshuis in Pavia, een provincie in de regio Lombardije.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Het brilletje van Tsjechov : reizen door Rusland” (2014), Atlas Contact  , ISBN 9789045024875
  3.   Weblink bron “Doden in Italië door slecht weer” (28 april 2009), Reformatorisch Dagblad