• me·de·ge·van·ge·ne
enkelvoud meervoud
naamwoord medegevangene medegevangenen
verkleinwoord

de medegevangenev / m

  1. persoon die in dezelfde gevangenis(cel) gevangen wordt gehouden
     Zijn medegevangene had een zesjarig dochtertje genaamd Christina.[2]
     Vervolgens werd nog een 35-jarige Irakees opgepakt, die tegen een medegevangene zou hebben gezegd dat hij het gezin bij een huurmoord zou hebben gedood. Ook dat bleek uiteindelijk niet te bewijzen. Ook speculaties dat de vermoorde man, werkzaam in de satelliet-industrie, misschien bij spionage betrokken was, leidden nergens toe.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028261396
  3.   Weblink bron “Na 9 jaar man opgepakt voor viervoudige Alpenmoord” (DO 13 JANUARI 2022), NOS