• mar·chan·de·ren
  • uit het Frans [1]

marchanderen [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
marchanderen
marchandeerde
gemarchandeerd
zwak -d volledig
  1. onderhandelen over de voorwaarden of de prijs van een bepaalde zaak
    • PvdA-leider Diederik Samsom zei vorige week zaterdag nog dat met de 'bindende' Europese asielregels niet valt te marchanderen, omdat dan het einde zoek is. 'In Noorwegen, geen bananenrepubliek, heeft hij asiel aangevraagd. Daarna is hij doorgereisd naar hier. Dat kan niet want dan vraag je op diverse plekken asiel aan, dus hij gaat terug naar Noorwegen.' [3] 
    • „Een referendum is een democratisch recht. Door het aantal stembureaus te verminderen moeten veel mensen meer moeite doen om hun stem te kunnen uitbrengen en dat kan leiden tot een lagere opkomst. Wij willen niet marchanderen met de democratie en vinden daarom dat het college zijn besluit moet herzien en moet kiezen voor 23 stembureaus, zoals gangbaar is bij andere verkiezingen” Burger Belang kreeg alleen steun van GroenLinks. [4] 
89 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[5]