manoeuvreren
- ma·noeu·vre·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
manoeuvreren |
manoeuvreerde |
gemanoeuvreerd |
zwak -d | volledig |
manoeuvreren [3]
- overgankelijk besturen, laten bewegen van voertuigen
- overgankelijk manipuleren van mensen
- ▸ Als ik geloof dat God mij kan redden, zou ik mezelf in een slachtofferrol manoeuvreren en dat is het laatste wat ik wil.[4]
- [1] rangeren
1.
- Het woord manoeuvreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "manoeuvreren" herkend door:
90 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Wiktionnaire
- ↑ manoeuvreren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be