Nederlands

 
maggi flesje
Uitspraak
Woordafbreking
  • mag·gi
Woordherkomst en -opbouw
  • eponiem van Duits Maggi, genoemd naar de uitvinder, de 19e-eeuwse Zwitserse fabrikant J. Maggi  , in de betekenis van ‘groente- en vleesextract voor soep’ voor het eerst aangetroffen in 1909 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord maggi
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de maggim

  1. (voeding) aromatisch, vloeibaar extract van vlees en groenten
    • Het recept van Maggi-aroma, in het bekende bruine flesje, wordt 99 jaar na de introductie aangepast. Maggi werd bekend van de flesjes en blokjes, die als smaakversterker voor sauzen en soepen werken. De ingrediënten in het flesje worden nu door eigenaar Nestlé gemoderniseerd. Het merk moet zo een natuurlijker karakter krijgen.[4] 
  2. merknaam van een voedingsmiddelenbedrijf
    • De cijfers zijn deels te verklaren door de sterke Zwitserse frank. Maar ook een terugroepactie van Maggi-noedels in India speelt een rol. Eerder kwam aan het licht dat de noedels lood bevatten. Het gezondheidsschandaal leverde ook een boete op. Nestlé houdt echter vol dat er geen probleem was met de voeding.[5] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

80 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen