Nederlands

 
1. grond bestemd om mais op te verbouwen
Uitspraak
Woordafbreking
  • maïs·land, ma·is·land
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maïsland maïslanden
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het maïslando

  1. (landbouw) grond geschikt of bestemd om mais op te verbouwen
    • Op bouw- en maïsland mag nu 125 kilo fosfaat per hectare worden uitgereden en op grasland 175 kilo. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen