mælar
-
[1] Ein mælar (person).
Een meter (persoon). -
[2] Ein mælar (reiskap).
Een meter (gereedschap). -
[3] Ein mælar (sommarfugl).
Een spanner (vlinder).
- mæ·lar
mælar
mælar m
- (beroep) meter (zoals een landmeter)
- (gereedschap) meter (zoals elektrameter), teller (zoals een kilometerteller)
- (vlinders) spanner, benaming voor insecten uit de familie Geometridae
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | mælar | mælaren | mælarar | mælarane |
genitief |
- [1-3] målar
- [3] sommarfugl
- [1] landmæler
- [2] avstandsmælar, fartsmæler, straummæler
- [3] frostmæler