Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • land·me·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord landmeter landmeters
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de landmeterm

  1. (beroep) iemand wiens beroep het is land op te meten (bijv. een ambtenaar van het kadaster, die de omvang van grondkavels vaststelt)
  2. (vlinders) vlinder van de familie Geometridae  , waarvan de rupsen zich door spannen voortbewegen
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen