luxepaard
- luxe·paard
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luxepaard | luxepaarden |
verkleinwoord | luxepaardje | luxepaardjes |
het luxepaard o
- (figuurlijk) iemand die een luxe leven leidt en daar niet voor hoeft te werken
- Ook in crisistijd verraadt de vastgoedwereld zijn reputatie van luxepaard niet. Terwijl de sector zucht onder kelderende vastgoedprijzen en aflopende leningen, baadde de Europese vastgoedtop deze week in luxe tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Europese vastgoedorganisatie EPRA. [2]
- Biseksuelen zijn altijd zo’n beetje de ondergeschoven kinderen van de holebiscene geweest. Het zijn de luxepaarden die onder de radar kunnen blijven. ‘We zijn maar half gay, dus we hebben maar half zoveel minderheidsstress: dat was altijd een beetje het idee’, zegt Robyn Ochs, die in de VS al decennia voor de aanvaarding van biseksuelen werkt. Nochtans blijkt uit onderzoek dat de onzichtbaarheid van biseksuelen vooral nadelen heeft: ze voelen zich nergens thuis en hebben een groter risico op depressie, verslaving, zelfmoordgedachten en partnergeweld dan homo’s en lesbiennes. [3]
- een paard dat niet gebruikt wordt voor het werk, maar voor de sier en voor de sport
- St. Moritz staat bekend als oord voor luxepaarden. In februari mag je die reputatie letterlijk nemen, want dan worden de White Turf-rennen gehouden in het skidorp in Zwitserland. Jockeys op ski’s worden voortgetrokken door galopperende paarden – zij grijpen zich vast aan bijzondere leidsels met een stuk stof dat achter de paarden hangt. [4]
- [2] herenpaard
- Het woord luxepaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 04-09-2009 Vastgoedwereld kan crisis er wel bij hebben
- ↑ De Standaard 17 MEI 2018 ‘De bi in holebi wordt te vaak vergeten’
- ↑ NRC 24 februari 2014 Sotsji, maar dan chique