Nederlands

 
lintbebouwing langs een kanaal
Uitspraak
Woordafbreking
  • lint·be·bou·wing
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lintbebouwing lintbebouwingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

lintbebouwing v [1]

  1. (verkeer) (aardrijkskunde) lang uitgestrekte, aaneengesloten bebouwing langs grotere wegen, kanalen, dijken, oeverwallen of kreekruggen
    • Als het van de Vlaamse Regering afhangt, komt er een halt aan lintbebouwing en verkavelingen die alleen met de wagen bereikbaar zijn. Om de mensen diets te maken dat we anders moeten gaan wonen, gaat Vlaams minister van Omgeving Joke Schauvliege (CD&V) de boer op.[2] 
    • Volgens advocate Blokvoort was het schurencomplex dusdanig uitgedijd en werd het zo vaak gebruikt, dat B en W ingrepen. Het college oordeelde dat de Vjenne Stube misstond in de lintbebouwing van Vriezenveen en tot te veel verkeer leidde.[3]  
Verwante begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC 06/02/2017 door mec, ty
  3. Tubantia 26-09-2016