• lijn·vaart
enkelvoud meervoud
naamwoord lijnvaart lijnvaarten
verkleinwoord

de lijnvaartv / m

  1. een dienst die door rederijen wordt aangeboden, waarbij schepen volgens een vast schema varen tussen vaste havens
     Hij is even oud als ik en was naar de scherenkust teruggekeerd na een werkzaam leven als elektricien op vrachtschepen die in lijnvaart tussen Europa en Zuid-Amerika voeren.[2]
     Te meer omdat zeker voor conventioneel stukgoed het vasthouden aan de huidige regels meer en meer een concurrentienadeel wordt voor de Vlaamse havens. Neem de staaltrafieken en de lijnvaart tussen Antwerpen en Europese bestemmingen. Antwerpen is vandaag de verliezende partij. En Rotterdam en naburige havens zoals Vlissingen, Moerdijk en Hamburg zijn de winnaars. De Antwerpse haven is op enkele maanden tijd tussen de 600.000 en 700.000 ton trafiek op die manier verloren. „De werkgevers zijn er niet gerust op en ik kan u verzekeren dat het vat stilaan aan het overlopen is”, waarschuwt Saverys.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  3.   Weblink bron
    Pascal Sertyn
    “Havenarbeid en werken in haven is niet hetzelfde” (03/07/2006), De Standaard