lijboord
- lij·boord
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lijboord | lijboorden |
verkleinwoord |
het lijboord o
- (scheepvaart) het van de wind afgekeerde scheepsboord
- ▸ ‘Nou...’ mengde de officier zich in 't gesprek, en een tijdje aandachtig lettend het langs laag neergedrukt lijboord voorbij-suizelend water... ‘vijf en een half is toch niet te veel geschat.’[2]
- Het woord 'lijboord' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lijboord" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
32 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Louis Carbin“Na 't spel van den wind.” (1908), DBNL
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be