lichtmeter
  • licht·me·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord lichtmeter lichtmeters
verkleinwoord lichtmetertje lichtmetertjes

de lichtmeterm

  1. apparaat dat de lichtsterkte meet
     'Hij legde het laatst verworven cadeau (een nog gevoeliger lichtmeter) bij de rest op de richel voor de open haard, en nam de hoorn van zijn moeder over.[2]
     In de buurt van de vereniging aan het Nachtegaalspad 8 zijn omstreeks 03.00 uur twee jongens gezien. Op een lichtmeter na, hebben de daders niets van waarde meegenomen.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij  , ISBN 9789023467014
  3.   Weblink bron “Vernielingen bij inbraak in clubgebouw” (19-04-2010), Tubantia