• licht·ge·raakt·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord lichtgeraaktheid lichtgeraaktheden
verkleinwoord

de lichtgeraaktheidv

  1. de mate waarin iemand emotioneel geprikkeld kan worden
     Ongelukkigerwijs was zij vaak zo humeurig, dat Quispel sr. voor alle zekerheid de hele maand door een pak maandverband op het toilet liet staan, dat hij speciaal voor dat doel gekocht had: dan kon het bezoek, en meer in het bijzonder de cliëntele, denken dat haar lichtgeraaktheid daarvan kwam, hoewel zij de vijftig al gepasseerd was.[2]
     Met de toespraak wilde Clinton laten zien dat zij wel de kennis en ervaring in huis heeft. Ze zette haar ervaring als minister van Buitenlandse Zaken tegenover de lichtgeraaktheid van Trump.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Advocaat van de Hanen” (1990), De Bezige Bij  , ISBN 9789023479925
  3.   Weblink bron “Clinton op 'Trumpiaanse' wijze in de aanval” (03-06-2016), NOS