• prik·kel·baar·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord prikkelbaarheid prikkelbaarheden
verkleinwoord

de prikkelbaarheidv

  1. het snel geïrriteerd of ontstemd zijn als eigenschap
     Die prikkelbaarheid heeft, zoals je weet, vooral betrekking op politieke aangelegenheden.[2]
     De rechtbank in Lelystad legt geen celstraf op omdat de man ontoerekeningsvatbaar was. Volgens het Pieter Baan Centrum, die de man onderzocht, wordt het gedrag van hem bepaald door een paranoïde persoonlijkheidsstoornis, angst, rusteloosheid, prikkelbaarheid en woede.[3]
  2. iets waardoor men geïrriteerd raakt
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028251151
  3.   Weblink bron “Tbs met dwangverpleging voor Jack de Prikker” (15-02-2011), NOS