[2] lichtbol
  • licht·bol
enkelvoud meervoud
naamwoord lichtbol lichtbollen
verkleinwoord

de lichtbolm

  1. een bolvormig licht
     Midden in de nacht schrok ik wakker doordat de deur met een klap opensloeg. Twee jongens sprongen verschrikt de hut in, een hoop commotie veroorzakend. Ze waren naar buiten gegaan om te plassen maar werden daar plotseling omringd door een blauwe lichtbol. Niemand wist wat dat blauwe licht was geweest, misschien statische energie van de storm of een bolbliksem?[2]
     Opmerkelijk was wel dat de deze dagen al veelbesproken lichtbol opnieuw niet helemaal werkte zoals bedoeld. Zelfs na een uitputtende reeks van repetities flipte de lamp nu niet op het gewenste moment aan.[3]
  2. een optisch verschijnsel dat zich voordoet bij het maken van foto's, bestaande uit typische cirkelvormige witte, of doorzichtige vlekjes
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Weblink bron
    Stefan Raatgever
    “Duncan beleeft vrijwel foutloze generale repetitie: lot al voor helft bepaald” (17-05-2019), Tubantia